DE MANDEEËRS

Share this

Sabiërs Mandaeërs Mandaïsch (ook gespeld als mandaeën of mandeeën) of Sabiërs.

 موسوعة العيون المعرفية لمخطوطات الصابئين المندائيينموسوعة العيون المعرفية كتاب الصابئة المقدس كنزا ربا للتحميلموسوعة العيون المعرفية الكتب المقدسة
DE MANDEEËRS:
Het schrijven van Mevrouw Sylvia Bodnar

1. Oorsprong en Karakter
De Mandeeërs zijn een religieuze, pre-christelijke geloofsgenootschap die zich in de loop der eeuwen (2500 v.Chr. tot 100 n. Chr.) vanuit het Oude Egypte heeft verspreid over Palestina en naburige landen.
In het begin van het Christendom werden Mandeeërs vervolgd in Palestina, Jordanië, Syrië, Irak, Iran en Zuid-Turkije. Velen trokken naar de gebieden van het Tweestromenland, het gebied rond het zuidelijke gedeelte van de Eufraat en Tigris en de rivieren rond de Shatt-al-Arab.
De opkomst van de Islam betekende voor de Mandeeërs nieuwe vervolgingen. Tijdens de regeerperiode van de Abassieden, die regeerden van 750 tot 1258 was wisselde hun positie, afhankelijk van de koningen die al dan niet de Mandeeërs tolereerden.
Daarna waren zij weer blootgesteld aan vervolging door de Islam van het Ottomaanse regime.
Tijdens de Britse kolonisatie verbeterde hun situatie, maar die was niet van al te lange duur. Er vielen vele doden tijdens het Albath-regime in 1963. Afgezien van het regime van Ahmed Hassan Albaker tot 1968, verslechterde hun situatie weer onder het regime van Saddam Hoessein (1978-2003) en werd na de inval van de Amerikanen tot op de huidige dag alleen maar erger.
De zuidelijke streken waren een moerasgebied, ver verwijderd van de heersende macht en haar agressie ten opzichte van de Mandeeërs. In de loop der tijd hebben vele Mandeeërs zich echter ook in de Iraakse steden gevestigd, zoals in Bagdad, Falludjah, Basra, Amarah en vele andere kleinere steden en dorpjes, allen gelegen in het zuiden en midden van Irak en geen ervan in het noorden. Dat geldt ook voor Iran, waar de Mandeeërs voornamelijk leven in Ahwaz, Abadan en overige dorpen of stadjes in dat gebied.
In Iran wonen de Mandeeërs samen met Perzen (geen Koerden) die de shiitische Islam aanhangen. Deze Mandeeërs spreken Farsi en Mandees; de Mandeeërs in Irak spreken Arabisch en Mandees-Aramees, hoewel in beide landen slechts weinigen het Mandees nog machtig zijn.

2. Hun Religie
Mandeeërs belijden een monotheïstische godsdienst. Het zijn geen Moslims, noch Joden of Christenen, maar behoren tot een zogenaamde gnostische geloofsgemeenschap, zoals er vele waren in de jaren van het vroege Christendom.
De Mandeese religie dateert echter van vóor het Christendom en is daarmee de laatste, nog levende, gnostische geloofsgemeenschap ter wereld.
Hun aantal slinkt echter met de jaren en een recente schatting komt uit op 30.000 tot 50.000 zielen wereldwijd.
Het gnostieke principe gaat uit van een directe kennis van God en Zijn schepping. Het is een dualistische schepping, bestaande uit de aspecten van het duister en die van het licht, leven en dood, en goede en kwade geestenwezens.
In tegenstelling tot de Christenen kennen de Mandeeërs geen Messias of verlosser. Hun belangrijkste profeet en leraar is Johannes de Doper, wat tot het misverstand heeft geleid dat zij in de 16-e eeuw door katholieke missionarissen in Mesopotamië werden aangeduid als “Johanneschristenen”.
Ook met de z.g. “Johanneskinderen” uit het Nieuwe Testament hebben de Mandeeërs niets van doen.
Hoewel de Mandeeërs Jezus niet erkennen als messias, voelen zij zich toch verwant met de Christenen, aangezien hun belangrijke profeet Johannes een verre neef was van Jezus van Nazaret. Maria, de moeder van Jezus, was immers verwant aan Elizabeth, de moeder van Johannes de Doper.
Afgezien van Johannes de Doper (die niet aanbeden of bovenmatig geëerd wordt, maar hogelijk gerespecteerd) kennen de Mandeeërs nog een aantal profeten, zoals Adam, die hun eerste profeet en leraar was, Seth, hun tweede profeet, en Sem, de zoon van Noach.
De Schepper of God wordt aangeduid met Manda d’Haiie, hetgeen “Kennis van het Licht” betekent.
In de Mandeese religie komt het er op aan, dat de menselijke ziel, die uit de wereld van het licht afkomstig is, weer van de boeien van het aardse leven bevrijd, daarheen terugkeert. Daartoe heeft de Allerhoogste, Manda d’Haiie zelf, richtlijnen tot het verwerven van kennis van het licht en de plichten die daarbij horen, doorgegeven aan Adam.
Tot het verkrijgen van die kennis horen strenge inachtneming van bepaalde religieuze en zedelijke plichten. Veel waarde wordt daarbij gehecht aan rituele en morele reinheid door middel van onderdompeling in stromend rivierwater. Een priesterstand met verschillende rangen zorgt voor de juiste uitvoering van de religieuze ceremoniën en de daarbij behorende recitatie van gewijde teksten.
De term Mandeeërs is afgeleid van het woord menda, dat in het Mandees “kennis” betekent, waarmee kennis van God wordt bedoeld. Het woord gnosis is afkomstig uit het Grieks en betekent eveneens “kennis” , in het westen ook wel als “kennis van het hart” aangeduid. Het duidt op een rechtreekse kennis van of verbinding met het wezen van God.
3. De Doop
Een andere benaming voor Mandeeërs is Sabiërs of Sabeeërs, afgeleid van het aramees-mandeese saba dat “dopen” of “onderdompelen” betekent. In het arabisch worden Mandeeërs Sabeeërs of Subba genoemd.
De doop speelt in de mandeese religie een overheersende rol die wordt uitgevoerd door een priester. Zowel de priester als de dopeling zijn gekleed in een eenvoudig, wit ritueel gewaad, de zogenaamde rasta, gemaakt volgens ritueel vastgelegde regels. Elke Mandeeër beschikt over zo’n rasta, die slechts in water zonder wasmiddel gereinigd mag worden.
De doop is bedoeld als een algehele reiniging van geest en lichaam en vindt regelmatig plaats, met name bij alle gebeurtenissen zoals geboorte, huwelijk en overige belangrijke feesten, of na het begaan van verboden daden of verkeerde handelingen.
De doop dient plaats te vinden in het stromende water van een rivier of in een zogenaamde bimanda, oorspronkelijk een hutje waar doorheen stromend water uit de rivier is gekanaliseerd. Stromend, “levend”, rivierwater heet in het Mandees yardna, wat “Jordaan” betekent. Het duidt niet op de bekende rivier de Jordaan waarin Jezus werd gedoopt door Johannes de Doper, maar op elke rivier of stromend, levend rivierwater.

4. De Gemeenschap
De Mandeese gemeenschap is een endogene groep; men wordt als Mandeeër geboren, men kan het niet worden. Bekering of missiewerk komt bij de Mandeeërs dus niet voor. Bovendien verbiedt het Mandeese geloof het gebruik van geweld, ook bij zelfverdediging, omdat men zichzelf noch anderen lichamelijk letsel toe mag brengen.
Dit verklaart mede het feit dat zij in hun lange bestaan voortdurend aan vervolging blootstonden, zoals in het begin van onze jaartelling door de Joden en later de Christenen. Om die reden veranderden zij regelmatig van woonstreek, om zich tenslotte in de zuidelijke moerasstreken van Irak en Iran te vestigen, mede vanwege de rivieren in de omgeving waarin zij hun doopceremoniën konden praktiseren.
Sinds de opkomst van de Islam (in de 7-e eeuw) hebben zij zich noodgedwongen gedeeltelijk geassimileerd, waartoe in hun gewijde boek , de Ginza, toestemming wordt gegeven. Deze aanpassing (zoals bijvoorbeeld het aannemen van een Arabische familienaam), maar geen bekering tot de Islam, geschiedde echter zonder de eigen Mandeese tradities en religieuze riten te ontkennen of te verwaarlozen.
Daardoor zijn de Mandeeërs al eeuwenlang een door de Islam onderdrukte minderheid, die sinds de Amerikaanse inval in Irak en het daarna losgebarsten islamitische fundamentalisme volledig dreigt te verdwijnen.

5. Taal en Gewijde Geschriften
De mandeese taal behoort tot de semietische taalgroep en is verwant aan het Oud-Syrisch en het Aramees. Alle gewijde boeken van de Mandeeërs zijn geschreven in het Mandees, dat over een eigen, specifiek, schrift beschikt.
De Mandeeërs geloven dat God aan Adam de kennis van het alfabet (in het Mandees Abaga genaamd) schonk, waarmee Adam kennis van God en zichzelf verkreeg. Deze kennis werd door Adam doorgegeven aan zijn zonen en diens nazaten.
Het Mandeese alfabet bestaat uit 24 letters, beginnend en eindigend met de A (alef ), ten teken dat alle dingen terugkeren tot hun oorspronkelijke begin.
De religieuze boeken van de Mandeeërs werden van oudsher door priesters met de hand overgeschreven en verschenen nooit in druk. Wanneer het exemplaar van een priester versleten raakte, kopiëerde hij een nieuwe. Ook exemplaren, voornamelijk van de Ginza, in opdracht van een enkele gelovige werden uitsluitend door de priester met de hand gecopiëerd. Vele andere gewijde geschriften waren uitsluitend toegankelijk voor de priesterstand. Traditiegetrouw beschreef elke priester zijn familiale lijn in een apart colofon (Mandees: tarikia) dat deel uitmaakt van het boek. Die genealogische naamsbeschrijving kon vele (soms tientallen) pagina’s beslaan, wat voor latere onderzoekers van grote historische waarde bleek te zijn, temeer daar sommige manuscripten meer dan vijfhonderd jaar oud waren.
Recentelijk heeft Dr. Jorunn Jacobsen Buckley onderzoek verricht naar de colofons uit de manuscripten. Zij heeft in de Linker Ginza een ononderbroken keten van kopiisten geïdentificeerd, die teruggaat tot de late 2e of vroege 3e eeuw van onze jaartelling.

Het waren vrijwel uitsluitend de priesters die het klassieke Mandees beheersten, en ook hun aantal neemt zienderogen af. Het meer algemene, gesproken Mandees, ratna genaamd, is nog slechts bij weinigen bekend, waardoor de taal spoedig uitgestorven dreigt te raken. De Mandeese taal is onlangs door de UNESCO dan ook toegevoegd aan de Lijst van Bedreigde Talen.

6. De Ginza
Het voornaamste gewijde boek van de Mandeeërs is de Ginza Rba, wat Grote (rba) Schat (ginza) betekent. Het wordt ook wel eens aangeduid als Sidra rba, het Grote Boek.
De Ginza bestaat uit een zogenaamd rechter en linker gedeelte, en wordt van achteren naar voren en van rechts naar links gelezen.
Het rechter gedeelte bevat het ontstaan van de schepping, de leringen van Manda d’Haiie (God), de voortdurende strijd tussen goed en kwaad, licht en duisternis. Het verhaalt ook vrij gedetailleerd hoe de ziel afdaalde in het lichaam van Adam, en het bevat gebeden tot God alsmede religieuze levensregels. Het linker gedeelte betreft vooral uiteenzettingen over de dood, de ziel en de weg naar het Licht. De Linker Ginza is ten opzichte van de Rechter Ginza ondersteboven geschreven.
Van de Ginza en alle overige religieuze boeken van de Mandeeërs bestaan uitsluitend handgeschreven exemplaren, hoewel sinds het einde van de negentiende eeuw een aantal manuscripten in transcriptie werden overgezet en vertaald. Een drukletter van het volledige Mandeese alfabet is pas recentelijk beschikbaar gekomen. Een aantal belangrijke Mandeese religieuze manuscripten zijn vertaald door Prof. Mark Lidzbarski en Lady E. S.Drower. Laatstgenoemde woonde in de eerste helft van de twintigste eeuw meer dan twintig jaar bij de Mandeeërs in Irak. Zij schreef het standaardwerk over de Mandeeërs, hun religie en cultuur (zie Bibliografie). De Ginza begint met een door de kopiist geschreven religieuze invocatie:
“ (...) Gij zijt de Wijze, de Almachtige die kennis draagt van alles. Gij zij tot alles in staat, Gij zijt Heer over alle werelden van het Licht, de hogere, de middelste en de lagere werelden.
(...) Wie op hem vertrouwt, wordt niet tot schande gemaakt, wie Zijn naam oprecht prijst, komt niet ten val, wie in vertrouwen stand houdt, wordt niet vernederd.
(...) Zonder Zijn aanwezigheid is er geen bestaan, zonder Hem zou niets kunnen zijn; Hij is eeuwig, zonder begin en einde.”
In de dualistische levensbeschouwing van de Mandeeërs, heeft niet alleen dit aardse leven (het Duister) een tegenhanger (het Licht), maar ook de mens zelf is een “dubbelwezen”. Na dit aardse leven ontmoet hij zijn “lichtwezen”, die op hem staat te wachten om zijn volledige Zelf te worden op zijn weg naar het Licht:
“ Ik ga naar mijn gelijkenis
en mijn gelijkenis komt op mij toe;
Hij omhelst me en houdt me stevig vast
alsof ik zojuist uit gevangenschap kwam.” *)1
De Mandeeërs kennen een op de stand van de maan afgeleid jaar en vele rituele feestdagen. Hun rustdag is op zondag en tijdens hun liturgieën en gebeden richten zij zich op het noorden.
Omdat het Mandeeërs verboden zichzelf of anderen lichamelijk letsel toe te brengen, is besnijdenis voor hen dan ook uit den boze.
Hun geboden betreffen vooral morele verboden zoals o.a. godslastering, moord, overspel, diefstal, onwaarheid spreken, valse getuigenis afleggen, ontrouw en trouweloosheid, alsmede zwarte magie, afpersing, zelfmoord en abortus, zelfkastijding en het aanbrengen van lichamelijk letsel, alcohol, het eten van zwangere dieren of dieren die door andere dieren verscheurd zijn, en rood vlees in het algemeen, alsmede varkensvlees.
Voor wat het overlijden van een persoon betreft, geldt een speciale regel, die afwijkt van de gewoonte der hen omringende culturen.
Na overlijden wordt de dode niet luidruchtig beweend, noch wordt er geweeklaagd, om in spiritueel opzicht geen blok aan het been van de overledene te zijn tijdens zijn tocht naar het Licht, het Huis des Levens, oftewel: zijn oorsprong.
Wanneer iemand overlijdt, wordt dat beschouwd als de maat van zijn leven die vol is: zijn tijd is om en moet hij alle ruimte krijgen voor zijn tocht naar het Licht. Er wordt dus niet luidruchtig om hem geweend, maar samen met de priester gebeden voor een veilige tocht. Op zijn weg naar het Licht ontmoet de overledene allerlei obstakels, zoals de Zeven (de zeven planeten), die hem proberen terug te trekken naar het Duister:
“Mijn maat is vol en ik ging op weg.
De Zeven stelden zich onderweg tegenover mij op;
Ze hielden de poorten voor mij gesloten
om mij op mijn weg gevangen te nemen.
De bozen spraken over mij:
“Wij willen hem van het Licht afsnijden
en bij ons terugplaatsten.”
Daarom richtte ik mijn blik ten hemel
en keek uit naar het Huis des Levens.
Het Leven gaf me antwoord uit de vruchten,
De Glans gaf mij antwoorden van ver weg.
Dat behaagde Manda d’Haiie
en zond de zoon des Levens naar mij,
de mens die mijn roep deed horen.
En hij opende voor mij de deuren en kwam.
Hij splitste het firmament en openbaarde zich.
Hij opende de deuren en verscheen.
Hij opende voor mij de poorten
en joeg de Zeven van mijn pad af.
Hij bekleedde mij met glans
en hulde mij in het Licht,
Hij gaf mij een krans van schittering
en mijn gestalte straalde meer
dan alle werelden.” *)2

7. De Mandeeërs in de samenleving
De Mandeese religie benadrukt het belang van de vrouw en haar actieve rol in de samenleving. Man en vrouw zijn gelijkwaardig en worden gezien als het grootste wonder van de hemelse schepping.
Het huwelijk en het krijgen van kinderen wordt van oudsher gezien als een plicht; een celibatair leven daarentegen, ongeacht van man of vrouw, wordt beschouwd als onnatuurlijk en tegen de bedoeling van het leven.
Vrouwen gaan ongesluierd en vanuit hun gelijkwaardige positie ten opzichte van de man kunnen zij erven en eigen bezit verwerven.
Onderzoek van Dr. Jorunn J. Buckley van diverse colofons in de handgeschreven religieuze mandeese geschriften heeft aangetoond dat in het verleden niet alleen mannen, maar ook enkele vrouwen het priesterambt bekleed hebben. *)3
Ondanks hun traditionele low profile-attitude om aan vervolging te ontkomen, hebben Mandeeërs door de eeuwen heen een wezenlijk aandeel geleverd in wetenschap en kultuur.
Tijdens de heerschappij van de Abassieden waren onder andere Ibrahim bin Sinan en Albutani befaamd als respectievelijk werktuigbouwkundige en mathematicus en astronoom.
Thabti bin Qura (ca. 836-901)was gedurende die periode een beroemde arts, filosoof en mathematicus. Hij maakte deel uit van de zogenaamde Vertalers Beweging in het Huis van de Wetenschap in Bagdad. Hij vertaalde vele Griekse wiskundige en astronomische geschriften, waaronder die van Archimedes (gest. 212 v. Jrt.). Uit de moderne tijd mogen de bekende fysicus Dr. Aabdul Jabar Abdullah, en de astronoom Dr. Abdelatheem Alsabti niet onvermeld blijven.
Dr. Abudul Jabar Abdullah (1911-1969) deed onder andere belangwekkend onderzoek naar orkanen. Zijn theorieën daaromtrent hebben wereldwijd erkenning gevonden.
Dr. Abdelatheem Alsabti (geb. 1945), die inmiddels in Engeland woont, introduceerde in 1970 het astronomie-onderwijs in Irak, was projectleider bij de bouw van het Iraaks Nationaal Astronomisch Observatorium en oprichter van The Iraq Astronomical Society. Naar hem werd de door de astronoom E. Bowell ontdekte Alsabti Planeet vernoemd. *)4 Doordat de Mandeeërs waren aangewezen op zelfredzaamheid om betrokkenheid bij moslimgroeperingen en overheidsinstanties te voorkomen, waren zij in de landelijke watergebieden voornamelijk werkzaam als vissers en botenbouwers. Daarnaast hebben zij zich door de tijden heen ontwikkeld als kwalitatief hoogstaande goud- en zilversmeden. Met name in de grotere steden waren (en zijn) de “subi goldsmiths” een begrip.

8. De huidige situatie der Mandeeërs
De Koran stelt in Soera Al-Ma’ida (De Tafel):
“Zij die geloven, zij die het jodendom aanhangen, de Sabiërs en de christenen die in God en de laatste dag geloven en die deugdelijk handelen, zij hebben niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn”.
Dat wil zeggen, dat de Joden, de Christenen en de Mandeeërs, tot de z.g. Ahl al-Kitab, Arabisch voor “Mensen van het Boek” behoren. Daarmee wordt bedoeld dat zij over een eigen gewijd boek (bijbel) beschikken, en derhalve gerespecteerd dienen te worden.
De realiteit is echter anders. In Iran worden Mandeeërs niet toegelaten tot de universiteit en ook elders worden zij dediscrimmineerd, vervolgd en vermoord.
Na de grote uittocht in 1950 van de Joden naar Israël, de z.g. “Operatie Ali Baba”, namen vele Mandeeërs hun posities op cultureel, economisch en wetenschappelijk gebied over.
In 2003 waren er nog enkele honderden Iraakse Joden over. Nu wordt hun aantal geschat op minder dan tien.
Een dergelijke situatie lijkt zich sinds de inval in Irak door de Amerikanen c.s. voor de Mandeeërs (en Iraakse christelijke minderheden) voor te doen.
Volgens een rapport van de organisatie Rechten voor Internationale Minderheden telde de Mandeese gemeenschap vóor 2003 nog ongeveer 30.000 zielen. Nu zijn dat er slechts nog een paar duizend. De rest is het land uitgevlucht of in koelen bloede vermoord door moslim-fundamentalisten. Hier volgt een (ingekort) verslag van Midden-Oosten deskundige Charles Häberl :
Op 28 juni 2006 sloop in het midden van de nacht een groep Shiiten in het al-Ashar district in Basra een Mandeese manda (doop- en gebedsruimte) binnen. Die werd eerst totaal vernield en vervolgens met explosieven tot de grond toe gelijkgemaakt. Alles wat ervan over bleef, was een rokende en smeulende ruïne. Dit was een van de vele aanslagen die op de Mandeese gemeenschap in een lange reeks van aanslagen die begon na de bezetting van Irak en de daarop volgende chaos, die tot op heden voortduurt.
Het doel van dergelijke aanslagen is niets minder dan de totale uitroeiing van de Mandeese gemeenschap in Irak, vergelijkbaar met andere recente voorvallen van genocide en etnische zuiveringen in Afrika. In tegenstelling tot Ruanda of Darfur, voltrekt deze tragdie zich echter in het hart van een land dat militiar bezet is door de Verenigde Staten. Een week eerder maakte de Sabian-Mandaean Association of Australia bekend dat in Basra tien Mandeeërs vermoord aangetroffen waren. Hun lichamen waren op een afzichtelijke manier verminkt. Alle Mandeese priesters waren de stad uitgevlucht. De nog aanwezige Mandeese gezinnen ontvingen dreigbrieven van verschillende militia’s waarin hen werd gesommeerd zich tot de Islam te bekeren of het land te verlaten. De militia-groeperingen in Basra hebben hun dreigementen herhaald en ten uitvoer gebracht in hun vastbeslotenheid om de Mandeese gemeenschap geheel en al uit te roeien.
Deze gang van zaken is echter niet specifiek voor Basra maar komt overal voor waar Mandeeërs en andere niet-islamitische minderheden wonen. Zij zijn aan de orde van de dag en hebben al vele honderden slachtoffers gemaakt. In sommige gevallen worden Christenen afgeslacht en daarna aan een kruis opgehangen. Mandeeërs worden verder routinematig uitgesloten van banen, vrouwen en meisjes worden gedwongen tot het dragen van een sluier en zijn regelmatig het doelwit van bloedige aanvallen. Vanwege het gegeven dat vele Mandeeërs goudsmit zijn en juwelierswinkels drijven, worden zij voor schatrijk aangezien. Op bepaalde Mandeese religieuze feestdagen waarop zij binnenshuis dienen te blijven, worden hun winkels leeggehaald. Mandeese juweliers durven hun winkel niet meer te openen uit angst beroofd of gekidnapped te worden. Velen zijn al gekidnapped voor losgeld of eenvoudigweg doodgeschoten. Mandeese vrouwen en hun dochters leven in voortdurende angst verkracht te worden. Het komt regelmatig voor dat ook zij gekidnapped worden in de straten van Basra en Bagdad, hetzij voor losgeld, hetzij voor verkoop waar hen een leven in seksuele slavernij wacht. De golf van vervolging van de Mandeeërs in Irak begon vrijwel onmiddellijk nadat de Amerikanen de controle over het land hadden overgenomen.
In juni 2003, kort voordat hij in Najaf werd vermoord, sprak Ayatollah Muhammad Bakir al-Hakim, leider van de Hoge Raad voor de Islamitische Revolutie in Iraq (SCIRI), een fatwa uit, waarin hij verklaarde dat de Mandeeërs “onrein” waren en straffeloos gedood mochten worden. Dit ondanks het feit dat een niet mindere autoriteit in de persoon van de Iraanse Ayatollah Ali Khamenei een fatwa had doen uitgaan waarin hij verklaarde dat de Mandeeërs tot “De Mensen van het Boek” behoorden. Kort na de val van het regime van Saddam Hoessein werden in de stad Falluja, een van de oudste woonplaatsen van de Mandeeërs in het land, de vijfendertig families die daar de Mandeese gemeenschap vormden, met geweerloop op de borst verordonneerd zich tot de Islam te bekeren. De mannen werden gedwongen besneden en de vrouwen gedwongen uitgehuwelijkt aan Moslim mannen. Degenen die zich verzetten werden zondermeer geëxecuteerd. *)5 Sindsdien is de situatie van de Mandeeërs er alleen maar slechter op geworden. Dagelijks worden er gericht Mandeeërs vermoord of zwaar toegetakeld en het aantal vermoorde Mandeeërs loopt in de honderden. De Mandaean Human Rights Group *)6 geeft in haar Mandean Human Rights Annual Report van november 2009 een gedetailleerd overzicht, met namen, toedracht en vele fotoos van zware mishandeling en moord op de Mandeeërs door de fundamentalistische moslim-milities. Die milities kunnnen uit Shiieten of Soennieten bestaan.

De Shiieten vermoorden de Soennieten en de Mandeeërs, en de Soennieten vermoorden de Shiieten en de Mandeeërs.
Omdat Mandeeërs vanuit hun geloof pacifisten zijn, kunnen zij zichzelf tegen agressie en geweld niet beschermen door het gebruik van wapens.
Volgens het verslag van de Mandaean Human Rights Group wonen er van de ongeveer 60.000 Mandeeërs inmiddels nog slechts minder dan 5000 in Irak. Velen zijn naar Jordanië gevlucht en verblijven daar in vluchtelingenkampen in de hoop elders een leven op te kunnen bouwen. Anderen hebben een heenkomen naar Australië, Amerika of Europa gezocht. Tijdens een openbare bijeenkomst in Londen op 2 mei 2009 reageerde de Minister-President van Irak, Al-Malaki op een vraag over de situatie van de Mandeeërs. Hij ontkende dat er een specifiek probleem voor de Mandeeërs in Irak zou zijn. In juli van datzelfde jaar herhaalde Al-Malaki zijn woorden tijdens een openbare bijeenkomst in Washington DC. De Mandeese gemeenschap is bijzonder kwetsbaar voor uitroeiing omdat iemand in de gemeenschap geboren moet zijn en zich niet tot de Mandeese religie kan bekeren. Dat betekent ook dat er in het buitenland geen kerkelijk-institutioneel vangnet voor hen is, zoals voor uit Irak gevluchte Christenen. In Nederland hebben ongeveer 3000 Mandeeërs opvang in Nederland gevonden dankzij de Categorale bescherming.
De Categorale bescherming is een begrip in het Nederlandse asielrecht. De minister van Justitie kan een zogenaamd categoraal beschermingsbeleid voerenten aanzien van een bepaalde groep asielzoekers of van asielzoekers uit bepaalde staten of gebieden, indien de algemene situatie aldaar dusdanig slecht is, dat het van een bijzondere hardheid zou getuigen mensen daarheen terug te zenden. Op grond van het Categoraal beschermingsbeleid kunnen zij dan toch worden beschermd, zolang het niet verantwoord is naar het land van herkomst terug te keren. Ondanks het feit dat Human Rights Watch, Amnesty International en het UNHCR van oordeel zijn dat de situatie in Irak veilig, noch geschikt is om terug te keren, besloot staatssecretaris Nebahat Albayrak in november 2008 het Categoraal beschermingsbeleid voor asielzoekers afkomstig uit Centraal-Irak, te beëindigen. Daarmee wordt voor een grote groep Mandeeërs in Nederland, die zich nog niet kunnen laten naturaliseren, wederom een levensbedreigende situatie in het vooruitzicht gesteld.

De bekende Mandeese dichteres Lami’ah Abbas Amarah, geboren in 1929, heeft het grootste gedeelte van haar leven in Irak geleefd en gewerkt. Thans woont zij in de Verenigde Staten waar ze haar literaire werk voortzet. Een vijftal jaren was ze redacteur van Mandaee, een tijdschrift gewijd aan het Mandeese erfgoed. Veel van haar poëzie is doordrenkt van haar passie voor haar geboorteland Irak en haar mandeese afkeer van oorlog en geweld, twee karakteristieken zo herkenbaar voor haar land- en geloofsgenoten:
AMARAH *)7
O, mijn herinneringen aan Amarah.
Ik hoor raketten mijn herinneringen opblazen.
Amarah, waar vele rivieren zich vertakken uit de Tigris,
daar waar mijn leven begon.
In de zomer de klank van een klagende fluit
drijvend over de slapeloze daken.
Mijn geliefde Amarah,
Het huis van mijn grootvader
en het steegje naar school.
Mijn dagelijkse wandeling over de kade van al-Kahla
was mijn lied...
Zelfs de liederen werden tot zwijgen gebracht,
ontkwamen niet aan de dood.
En nu, op last van mijn vijand,
betaal ik de prijs voor iedere bom
die neerviel op mijn familie.
Noten:
*)1. Linker Ginza, Boek III, deel 31.
*)2: Linker Ginza, Boek III, deel 56.
*)3: Jorunn Jacobsen Buckley: “The Evidence for Women Priests in Mandaeism”. Journal of Near Eastern Studies, 2000, The University of Chicago.
*)4: Lutz D. Schmadel: Dictionary of Minor Planet Names. 2003, Berlin-Heidelberg, Germany.
*)5: Charles Häberl in The Arab Washingtonian.
*)6: Mandaean Human Rights Annual Report. November 2009. mandaeanunion org
*)7: Salih J. Altoma: “Lami’ah Abbas Amarah: elegiac reflections on the 1991 Gulf War”. 2007, International Journal of Contemporary Iraqi Studies, Vol.1 Number 3.

Bibliografie
A: Een keuze uit de voornaamste Mandeese geschriften.
B: Een keuze uit de voornaamste werken over de Mandeeërs.
Bibliografie
Een keuze uit de voornaamste Mandeese (vertaalde) geschriften:
M. Lidzbarski: Ginza: Der Schatz oder das grosse Buch der Mandäer. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht; Leipzig: Hinrichs, 1925.
Duitse vertaling van de Rechter en Linker Ginza.
E. S. Drower: The Canonical Prayerbook of the Mandaeans (Qulasta). Leiden, Brill, 1959.
Engelse vertaling van een corpus van meer dan 400 liturgische teksten, gevolgd door facsimiles van het Mandeese manuscript. Qulasta betekent “verzameling”.
M. Lidzbarski: Mandäische Liturgien. Berlin: Weidmannsche Buchhandlung, 1920.
Duitse vertaling van de Qulasta. Deze uitgave bevat minder teksten en de vertaling is gebaseerd op een aantal andere manuscripten dan die van Lady Drower en bevat niet de oorspronkelijke Mandeese manuscripten.
M. Lidzbarski: Das Johannesbuch der Mandäer.
Duitse vertaling van Drasia d-Iahia (Het Boek/De Woorden van Johannes) of Drasia d-Malkia (Het Boek/De Woorden der Koningen), 2 dl. Giessen: Töpelmann, 1905.
E. S. Drower: Haran Gauaita . Studi e testi 176. Città del Vaticano: Biblioteca Apostolica Vaticana, 1953.
Engelse vertaling en Mandees manuscript bevattende “The Haran Gawaita” en “The Baptism of Hibil Ziwa”. Een soort “Geschiedenis van de Mandeeërs”. Het Mandeese manuscript is aan het begin beschadigd en niet volledig.
E. S. Drower: Alp Trisar Suialia (Duizend-en-Twaalf Vragen). Berlin: Akademie Verlag, 1960.
Engelse vertaling van een verhandeling waar in de vorm van vraag-en-antwoord tussen hemelse wezens cultus en rituelen worden geïnterpreteerd.
E. S. Drower: Diuan Abatur (Het Boek van Abatur). Divan or Progress through the Purgatories: text with Translation, Notes and Appendices. Studi e testi 151. Città del Vaticano: Biblioteca Apostolica Vaticana, 1950.
E. S. Drower: Shafta d Pishra d Ainia. A Mandaean Magical Text.
Engelse vertaling met transliteratie van de Mandeese tekst.
Journal of the Royal Asiatic Society, October 1937, and January, 1938.
K. Rudolph: Der mandäische “Diwan der Flüsse”. Abhandelungen der Sächsischen Akademie der Wissenschaften zu Leipzig. Berlin: Akademie-Verlag, 1982.
Duitse vertaling van Diuan d-Nahrauata (Het Boek van de Rivieren).
De tekst is een soort geografische atlas met de religieuze en symbolische geografie van de hemelse wereld.
E. S. Drower: The Book of the Zodiac (Sfar Malwasia). London: Royal Asiatic Society, 1949.
Een keuze uit de voornaamste werken over de Mandeeërs:
E. S. Drower: The Mandaeans of Iraq and Iran: Their Cults, Customs, Magic Legends, and Folklore. Oxford: Clarendon, 1937. Reprint Leiden: Brill, 1962.
Tot op heden het standaardwerk over de Mandeeërs.
E. S. Drower: The Secret Adam. A Study of Nasoraean Gnosis. Oxford: Clarendon, 1960.
E. S. Drower: Water Into Wine. A Study in Ritual Idiom in the Middle East.
Bevat vier hoofdstukken over Mandeese rituelen.
Lupieri, E.: The Mandaeans. The Last Gnostics. (transl. Charles Hindley). Grand Rapids, Michigan: William B. Eerdmans Publishing Company, 2002.
(Engelse vertaling van: I Mandei. Gli ultimi gnostici. Padeia Editrice, 1993).
S. A. Pallis: Mandaean Bibliography 1560-1930. Copenhagen: V. Pio, 1933. Reprint Amsterdam: Philo, 1974.
K. Rudolph: Die Mandäer. 2 dl. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1960-1961.
E. M. Yamauchi: Gnostic Ethics and Mandaean Origins. Harvard Theological Studies 24. Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 1970.
E. M. Yamauchi: Pre-Christian Gnosticism. A survey of the proposed evidences. London: Tyndale Press, 1973.
Bevat een uitgebreid hoofdstuk over “The Mandaic Evidence”.
G. Widengren (Hrsg.): Der Mandäismus. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft, 1982.
Een bundel studies van diverse specialisten over het Mandeïsme in al haar vormen en verschijningen.

Website designed by Hossam Edani
Copyright © 2011 - 2016 The Eyes Encyclopedia of The knowledge